Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden

De naam verklapt het eigenlijk al: persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, naar een groep personen, naar voorwerpen of naar onzichtbare zaken. Er zijn meerdere woorden die een persoonlijk voornaamwoord kunnen zijn. Deze woorden staan in het schema hieronder:

  Onderwerps-

vorm

Voorwerps-

vorm

Enkelvoud
Eerste persoon ik mij (me)
Tweede persoon jij (je) jou (je)
u u
Derde persoon hij hem
zij (ze) haar
het het
Meervoud    
Eerste persoon wij (we) ons
Tweede persoon jullie jullie
u u
Derde persoon zij (ze) hun, hen, ze

Uitleg over het schema:

Eerste persoon: dat ben je zelf (enkelvoud) of de groep waar je bij hoort (meervoud).
Tweede persoon: dat is de persoon (ev) of de personen (mv) tegen wie je spreekt.
Derde persoon: dat is de persoon (ev) of dat zijn de personen (mv) over wie je spreekt.

Onderwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als onderwerp gebruikt.
Voorwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp gebruikt.

Voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden:

  • Ik kom bij jou.
  • Jij komt bij hem.
  • Hij komt bij haar.
  • Wij komen bij jullie.
  • Jullie komen bij ons.
  • Zij komen bij hen.
  • Ik geef hun mijn uitnodiging.
  • Ik geef de uitnodiging aan hen.

Pronomina

Het persoonlijk voornaamwoord wordt in de Nederlandse taal ook wel pronomen personale genoemd. In totaal zijn er acht soorten pronomina, dit zijn:

  1. pronomen personale of persoonlijk voornaamwoord:
    ik, mij, zij, jullie, het, ‘m
  2. possessief pronomen of bezittelijk voornaamwoord:
    mijn, jouw, d’r, onze
  3. demonstratief pronomen of aanwijzend voornaamwoord:
    deze, die, dit, dat, zo’n|
  4. interrogatief pronomen of vragend voornaamwoord:
    wie, wat, welke, wat voor een
  5. relatief pronomen of betrekkelijk voornaamwoord:
    die, dat, wie, wat, wiens
  6. indefiniet pronomen of onbepaald voornaamwoord:
    iemand, niemand, iets, niets, alle, iedereen
  7. reflexief pronomen of wederkerend voornaamwoord:
    me, je, u, zich, ons, zichzelf, jezelf
  8. reciproque pronomen of wederkerig voornaamwoord:
    elkaar, mekaar

Moeite met het correct gebruiken van de persoonlijke voornaamwoorden? Onze taalspecialisten kunnen uw teksten schrijven, redigeren en corrigeren. Zo bent u altijd verzekerd van een perfecte tekst.